A study of the ontological, epistemological, and moral status of the animal in the discourse of the picturesque, the beautiful, and the sublime in British Romanticism

  • Wellens, Oskar (Administrative Promotor)

Project Details

Description

1. Kritische Achtergrond en Probleemstelling Dit project past in de traditie van het ecocriticism. Deze relatief jonge tak van de literatuurkritiek bestudeert de functie en morele positie van de niet-menselijke natuur in de literaire tekst. Terwijl het Amerikaanse ecocriticism zich voornamelijk concentreert op het werk van Henry David Thoreau en Ralph Waldo Emerson (zie bijvoorbeeld Buell en Scheese), legt de Britse richting het zwaartepunt op de natuurpoëzie van William Wordsworth (zie als belangrijkste grondleggers Bate en Kroeber). De Britse ecologische tekstinterpretatie vertoont echter een aantal opmerkelijke lacunes, die dit onderzoek wil opvullen. Al te vaak bestuderen ecocritici de natuur als homogeen geheel en gaan ze voorbij aan de bijzondere positie die het dier inneemt in de romantische ethiek en kunst. De poëzie van Percy Bysshe Shelley en William Blake bijvoorbeeld herdefinieerde de mens-dier verhouding fundamenteel en effende zo het pad voor zowel Charles Darwins taxonomie als de moderne dierenrechtenbeweging. Pas aan het begin van deze eeuw werd een bescheiden inhaalbeweging ingezet en groeide de belangstelling voor de morele status van het dier in de romantische tekst (zie Kenyon-Jones, Oerlemans, Perkins). Meer onderzoek is niettemin nodig naar de belangrijke rol die esthetische en narratologische aspecten spelen in het romantische dierbeeld. Het ecokritische onderzoek naar de ethische en wetenschappelijke waarde van de literaire tekst verloopt immers meestal ten koste van de vormstudie. In tegenstelling tot de feministische en marxistische literatuurtheorie (zie bijvoorbeeld Freeman en Eagleton) heeft het ecocriticism de ideologische functie van het pittoreske, het mooie en het sublieme in de Britse romantiek dan ook nog niet onderzocht. De studie van deze drie concepten is nochtans buitengewoon interessant. Enerzijds hadden ze als esthetische categorieën een bijzonder grote stilistische invloed op de romantische literatuur en schilderkunst. Anderzijds representeren het pittoreske, het mooie en het sublieme ook morele en epistemologische categorieën die een specifieke perceptie en conceptie van de natuur impliceren. Op die manier verenigen ze tekst en context, esthetiek en ethiek. 2. Werkhypothese, Doel en Methodologie De werkhypothese is dat het pittoreske, het mooie en het sublieme het begrip "species" steeds op een andere manier construeren. In verschillende teksten bijvoorbeeld lijkt het sublieme een epistemologische crisis te veroorzaken die de grens tussen mens en dier erodeert en die zo het christelijke antropocentrische wereldbeeld op losse schroeven zet, net zoals de darwinistische classificatie dat decennia later zou doen. Het pittoreske en het mooie daarentegen lijken een fallocentrische machtsstructuur te onderbouwen die het dier reduceert tot een esthetisch object met een statische en eenduidige identiteit. Het doel is (1) om aan te tonen hoe de gecanoniseerde Britse romantici het discours van het pittoreske, het mooie en het sublieme hanteren om de bestaande machtsrelaties tussen mens en dier te consolideren of te ondermijnen; (2) om meer inzicht te verschaffen in het belang van de romantische poëzie voor de latere negentiende-eeuwse ontwikkelingen in de filosofie en wetenschap; (3) om de ideologische betekenis van formele en retorische aspecten van het literaire werk te expliciteren. Naar analogie met de marxistische, feministische en postkoloniale tekstinterpretatie bestudeert dit project daarom de relatie tussen tekstuele mechanismen (vertelstrategieën, metaforiek) en contextuele factoren (zoals antropo- /ecocentrisme en antropo-/mechanomorfisme). Op die manier breidt deze studie de postmoderne ideologiekritiek en haar nadruk op sociale klasse, gender en ras uit met een nieuwe parameter: species. Het theoretische kader van dit onderzoek verzamelt en herinterpreteert de belangrijkste opvattingen over de representatie van de Ander in de westerse filosofie en cultuur. Zo treden posthumanistische cultuurtheorieën (Wolfe, Baker) en inzichten uit de antropologie (Lévi-Strauss) in dialoog met de deconstructivistische literatuurstudie (Derrida), het ecofeminisme (Adams) en de wetenschapsfilosofie (Foucault, Crist, Deleuze en Guattari). Het onderzoek omvat een diachronisch luik dat de evolutie van het dier in de esthetische theorie en praktijk belicht (poëzie van Theocritus tot James Thomson, poëtica van Longinus tot Alexander Pope). De synchronische analyse focust op de romantische canon en op de theorieën van voornamelijk Immanuel Kant en Edmund Burke.

AcronymOZR1365
StatusFinished
Effective start/end date1/01/0731/12/07

Flemish discipline codes in use since 2023

  • Languages and literary studies

Fingerprint

Explore the research topics touched on by this project. These labels are generated based on the underlying awards/grants. Together they form a unique fingerprint.