Abstract
abstract
Onderzoek naar de invloed van verschillende maten voor ruimtelijke nabijheid op pendelafstanden Er bestaat weinig eensgezindheid met betrekking tot de geografische schaal waarop het stedenbouwkundige model van de compacte stad functioneert, bekeken vanuit de verplaatsingspatronen van haar bewoners en gebruikers. In Vlaanderen is de gemiddelde afstand die per verplaatsing overbrugd wordt (12.5 km) te groot om nog geassocieerd te kunnen worden met de schaal van de bestaande compacte steden. Dit betekent echter niet dat de veronderstelde relatie tussen de ruimtelijke karakteristieken van de compacte stad en verplaatsingsgedrag van haar bewoners en gebruikers niet langer geldig is. We onderzoeken de impact van verschillende maten voor ruimtelijke nabijheid op de pendelafstanden in Vlaanderen, waarbij we aannemen dat de ritlengte een goede indicator is voor de duurzaamheid van de verplaatsing. Om ruimtelijke nabijheid te meten maken we gebruik van klassieke indicatoren, zoals woondichtheid, jobdichtheid en ruimtelijke diversiteit, waaraan we de "minimale pendelafstand" toevoegen. De minimale pendelafstand moet begrepen worden als de theoretische afstand die elke werknemer minimaal zou moeten afleggen om zo dicht mogelijk bij huis te werken, uitgaande van de huidige ruimtelijke configuratie van woningen en jobs. Bij de statistische analyse houden we rekening met verstoring door het probleem van de schaalbaarheid van ruimtelijke eenheden ("MAUP") en ruimtelijke autocorrelatie. Op basis van een ruimtelijk regressiemodel stellen we inderdaad significante verbanden vast. Een hoge woondichtheid hangt samen met kortere ritten, terwijl voor een hoge jobdichtheid een tegenovergesteld verband waargenomen wordt. Ook een hoge mate van ruimtelijke diversiteit in de zones waar de pendelbewegingen 's ochtends vertrekken is gelinkt aan kortere verplaatsingen. De minimale pendelafstand loopt ten dele gelijk met de geobserveerde pendelafstand, wat aangeeft dat ruimtelijke nabijheid inderdaad de afgelegde afstanden beïnvloedt. Opmerkelijk is dat deze resultaten geldig zijn op het regionale schaalniveau, dus ook buiten de gebieden die als compacte stad kunnen worden omschreven.
Onderzoek naar de invloed van verschillende maten voor ruimtelijke nabijheid op pendelafstanden Er bestaat weinig eensgezindheid met betrekking tot de geografische schaal waarop het stedenbouwkundige model van de compacte stad functioneert, bekeken vanuit de verplaatsingspatronen van haar bewoners en gebruikers. In Vlaanderen is de gemiddelde afstand die per verplaatsing overbrugd wordt (12.5 km) te groot om nog geassocieerd te kunnen worden met de schaal van de bestaande compacte steden. Dit betekent echter niet dat de veronderstelde relatie tussen de ruimtelijke karakteristieken van de compacte stad en verplaatsingsgedrag van haar bewoners en gebruikers niet langer geldig is. We onderzoeken de impact van verschillende maten voor ruimtelijke nabijheid op de pendelafstanden in Vlaanderen, waarbij we aannemen dat de ritlengte een goede indicator is voor de duurzaamheid van de verplaatsing. Om ruimtelijke nabijheid te meten maken we gebruik van klassieke indicatoren, zoals woondichtheid, jobdichtheid en ruimtelijke diversiteit, waaraan we de "minimale pendelafstand" toevoegen. De minimale pendelafstand moet begrepen worden als de theoretische afstand die elke werknemer minimaal zou moeten afleggen om zo dicht mogelijk bij huis te werken, uitgaande van de huidige ruimtelijke configuratie van woningen en jobs. Bij de statistische analyse houden we rekening met verstoring door het probleem van de schaalbaarheid van ruimtelijke eenheden ("MAUP") en ruimtelijke autocorrelatie. Op basis van een ruimtelijk regressiemodel stellen we inderdaad significante verbanden vast. Een hoge woondichtheid hangt samen met kortere ritten, terwijl voor een hoge jobdichtheid een tegenovergesteld verband waargenomen wordt. Ook een hoge mate van ruimtelijke diversiteit in de zones waar de pendelbewegingen 's ochtends vertrekken is gelinkt aan kortere verplaatsingen. De minimale pendelafstand loopt ten dele gelijk met de geobserveerde pendelafstand, wat aangeeft dat ruimtelijke nabijheid inderdaad de afgelegde afstanden beïnvloedt. Opmerkelijk is dat deze resultaten geldig zijn op het regionale schaalniveau, dus ook buiten de gebieden die als compacte stad kunnen worden omschreven.
Original language | Dutch |
---|---|
Title of host publication | CVS 2009 - Nietsdoen, ietsdoen en de effectiviteit van beleid |
Publisher | Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk |
Number of pages | 16 |
Publication status | Published - 2009 |
Event | Unknown - Duration: 1 Jan 2009 → … |
Publication series
Name | Proceedings CVS 2009 - Nietsdoen, ietsdoen en de effectiviteit van beleid |
---|
Conference
Conference | Unknown |
---|---|
Period | 1/01/09 → … |
Keywords
- commuting