Taal varieert op uiteenlopende manieren. Zo gebruiken mensen
verschillende woorden om naar hetzelfde object te verwijzen of
spreken ze klanken anders uit. Luisteraars associëren deze
taalvariatie vaak met (veronderstelde) sociale kenmerken van de
spreker (bv. opleidingsniveau). Dit is wat taalkundigen de sociale
betekenis van taalvariatie noemen.
Dit project bestudeert hoe mensen dat soort sociale betekenissen
verwerven. Concreet onderzoeken we vier aspecten van dat
verwervingsproces. (1) Ten eerste gaan we na wat de rol van het
geheugen is bij het leren van sociolinguïstische betekenis. Hoe snel
leren mensen nieuwe sociale betekenissen en hoe snel vergeten ze
deze weer? (2) De tweede onderzoeksvraag zet in op het verschil in
verwerving bij kinderen en volwassenen. Is het zo dat kinderen
sociolinguïstische betekenis sneller oppikken, zoals dat algemeen
het geval is voor taalverwerving? Of kunnen volwassenen teren op
een ruimere ervaring met taal? De laatste twee aspecten die we
onderzoeken hebben betrekking op het soort taalelementen en
sociale betekenissen die een rol spelen in het verwervingsproces. (3)
Worden sommige taalelementen (bv. klanken vs. woorden vs.
morfosyntactische elementen, als suffixen) sneller geassocieerd met
sociale kenmerken? (4) En hoe snel veralgemenen luisteraars de link
tussen taalelementen en groepen sprekers (bv. sociale klassen) naar
abstractere sociale betekenissen gebaseerd op stereotiepe
associaties met die groepen (bv. intelligentie).