Uitgangspunt van het onderzoek Dit project vloeit voort uit de bevindingen van het eerste postdoctoraal mandaat, maar betekent tegelijk een vernieuwing en verbreding ervan. De voorbije tweeënhalf jaar heb ik onderzoek verricht naar de dialectiek tussen subjectiviteit en esthetisch experiment in hedendaags Oostenrijks proza, gebruik makend van posthumanistische subjectfilosofieën en - theorieën. Onderzocht werden zowel de esthetische verschijningsvormen van het gefragmenteerd en gedeformeerd subject in deze teksten als de ethische consequenties ervan. Daarbij werd vastgesteld dat de transformatie en transgressie van het subject niet alleen positieve implicaties heeft - openheid, empowerment, bevrijding uit oedipale intermenselijke relaties, allianties met het niet-genormaliseerde lichaam (o.a. het dierlijk en homoseksueel lichaam) e.d. - maar evenzeer met geweld, dwang, foltering, kortom met destructieve, dodelijke krachten gepaard gaat. Vanuit deze vaststelling werd het begrip 'posthumanistisch' kritisch onder de loep genomen en werd o.a. vastgesteld dat posthumanistische vormen van subjectiviteit toch vaak onderworpen worden aan een 'nederige' humanistische ethiek - die kritisch staat zowel tegenover het Verlichtingshumanisme als tegenover de devaluatie van het menselijke - of dat ze voortbouwen op oudere, archaïsche vormen van subjectiviteit. De auteurs die in dit project werden onderzocht waren voornamelijk Josef Winkler en Marie-Thérèse Kerschbaumer maar ook het werk van Elfriede Jelinek werd gaandeweg in het project geïntegreerd. In het tweede postdoctoraal mandaat wil ik me concentreren op de literaire ensceneringen van geweld. Dit project zal met andere woorden voortbouwen op bevindingen uit het eerste mandaat over de destructieve krachten in het posthumanistisch subjectbegrip. Algemeen doel en probleemstelling In dit project wil ik ensceneringen van geweld in de hedendaagse Duitstalige literatuur analyseren in relatie tot de categorie van het 'menselijke'. Het is de bedoeling na te gaan in hoeverre deze esthetische ensceneringen een creatieve herschrijving van, een kritiek op of een aanvulling bij actuele subjecttheoretische en biopolitieke discussies bieden. (Biopolitics gebruik ik hier in de Foucaultiaanse betekenis van de disciplinering van lichamen door de staat door middel van economische en technische maatregelen, bijvoorbeeld inzake arbeid, gezondheidszorg, asielwetgeving etc.) De volgende vragen zullen in dit onderzoek aan bod komen: Hoe manifesteert geweld zich in de tekst, zowel op thematisch, stilistisch als retorisch niveau? Gaat het geweld in de tekst gepaard met een transgressie van het proza-genre? Wat zeggen deze teksten over de daderslachtoffer dichotomie? Wat impliceren deze manifestaties voor begrippen als 'menselijk', 'niet-menselijk' en 'onmenselijk'? Worden gewelddaden geënsceneerd als historisch singulaire gebeurtenissen of als 'mythisch geweld', als een 'natuurwet'? Hoe ligt de verhouding tussen het begaan en/of ondergaan van het geweld en mogelijke momenten van verzet tegen of ombuiging van dat geweld? Wat kan de relevantie zijn van deze literair-esthetische ontwerpen voor actuele biopolitieke discussies?