Het tweede-taalverwervingsonderzoek wordt geconfronteerd met twee paradoxen (Ellis 1994:107). De eerste, the paradox of formal instruction, over de problematische relatie tussen impliciete en expliciete kennis in tweede-taalverwerving, vormt reeds het onderwerp van twee door het FWO-Vlaanderen gesubsidieerde onderzoeksprojecten van de Onderzoeksgroep Vreemde-TaalVerwerving en -Onderwijs (VTVO) van de Vrije Universiteit Brussel ("Linguïstische en psycholinguïstische aspecten van taalbeschouwend onderricht en hun rol in het vreemde-taalverwervingsproces", van FWO-aspirante L. Hendrix en "Linguïstische en psycholinguïstische determinanten van de doeltreffendheid van expliciete instructie op het tweede-taalverwervingsproces" promotors M. Pierrard en A. Housen). Met het huidige project wil deze onderszoeksgroep, in samenwerking met Belgische en buitenlandse partners, haar onderzoeksdomein uitbreiden naar de tweede paradox, die in navolging van Ellis (1994) de fluency-accuracy-complexity paradox of second language acquisition genoemd wordt. Deze paradox bestaat erin dat de drie belangrijkste parameters van taalcompetentie, nl. vlotheid, accuraatheid en complexiteit, zich schijnbaar onafhankelijk van elkaar ontwikkelen in het tweede-taalleerproces. Sommige tweede-taal (T2) leerders of groepen T2-leerders ontwikkelen een vlot maar weinig complex en weinig accuraat taalgebruik in hun T2, anderen worden accuraat maar weinig vlot en complex in hun taalgebruik, enz. Het voorgestelde onderzoek wil een theoretisch en empirisch gefundeerde verklaring vinden voor deze paradox door de ontwikkeling van deze drie parameters te bestuderen in de taalproductie van Nederlandstalige leerders van het Frans en het Engels. De empirische bevindingen zullen worden gerelateerd aan drie factoren die de hoofdcomponenten vormen in een geïntegreerd model van T2-verwerving en -verwerking.
(a)contextuele factoren: de aard en de hoeveelheid van de T2 input en output van de leerder. Deze factoren veroorzaken variatie in vlotheid, complexiteit en accuraatheid tussen verschillende groepen T2-leerders (inter-groep variatie).
(b) individuele factoren : persoonlijkheidskenmerken van de individuele leerder (bijv. graad van extraversie) en zijn socio-psychologische oriëntatie (bijv. sterkte en orientatie van taalleermotivatie). Deze factoren zijn verantwoordelijk voor variatie tussen individuele leerders van eenzelfde groep (inter-individuele variatie).
(c) psycholinguïstische factoren: de cognitieve en psycholinguïstische processen en mechanismen in de verwerving en verwerking van T2-kennis. De hypothese is dat deze factoren verantwoordelijk zijn voor de a-synchrone ontwikkeling van vlotheid, complexiteit en accuraatheid in het T2-gebruik van de individuele leerder (intra-individuele variatie).
De klemtoon in het onderzoek zal vooral liggen op de derde component, de rol van psycholinguïstische factoren in de ontwikkeling van linguïstische T2-compententie. Hierin onderscheiden wij vier subprocessen: verwerving, herstructuring, implementatie en automatisering.
1. Verwerving van nieuwe linguïstische kennis (mentale representaties: symbolen, regels, structuren) door analyse van de T2-input en de integratie van relevante informatie als declaratieve kennis in het lange-termijn geheugen.
2. Implementatie (activering) van taalkennis voor taalgebruik (productie en comprehentie). In navolging van Levelt (1989) en De Bot (1992) wordt aangenomen dat het taalproductieproces drie componenten omvat: een conceptualizer, een formulator en een articulator. Deze componenten werken op basis van procedurale kennis.
3. Automatisering van de aanvankelijk declaratieve kennis in procedurale kennis. Automatisering omvat verschillende fases en subprocessen, zoals compositie (compilatie en proceduralisering) en tuning (generalisatie en discriminatie) (Anderson 1983, 1993). Automatisering maakt verwerkingscapaciteit vrij die wordt aangewend voor de verwerving en implementatie van nieuwe linguïstische kennis (McLaughlin 1987; Van Patten 1987).
4. Herstructuring van bestaande, procedurale kennis als gevolg van de verwerving, implementatie en automatisering van nieuwe declaratieve kennis (McLaughlin 1987, 1990; Karmiloff-Smith 1986).