De suburbanisatie van Vlaanderen heeft geleid tot een sterk gefragmenteerd ruimtelijk landschap waar verplaatsingspatronen zeer diffuus en geïndividualiseerd zijn geworden. Vlaanderen beschikt over een zeer dens spoornetwerk met goede tussenstedelijke verbindingen. Daarnaast is er ook een goed voorzien lokaal transport aanwezig met bussen. Voor verplaatsingen op deze tussenschaal echter, die vanaf hier verder als 'regionale' verplaatsingen zullen worden aangeduid, is geen performant openbaar vervoer, als alternatief voor de wagen, beschikbaar. Omwille van een toenemende mate in suburbanisatie is er voor vele regionale gebieden een stijgend aandeel in mobiliteitsverplaatsingen. Dit leidt tot een verdere toenemende mate van congestie tijdens piekuren, waardoor dit een groeiende negatieve impact op mens, milieu, economie en maatschappij (= leefbaarheid) teweegbrengt.
Binnen Vlaanderen worden veel verplaatsingen ondernomen vanuit afgelegen woonwijken naar nog verder afgelegen schoolomgevingen, naar perifere industriegebieden of suburbane shopping centra. Omwille van de ruimtelijke structuur waarin deze verplaatsingen plaatsvinden, is het bestrijden van congestie moeilijk te realiseren.
Nieuwe afzonderlijke 'tracks' kunnen een garantie bieden op punctueel vervoer.
In onze buurlanden zijn reeds succesvolle openbaar vervoersprojecten uitgewerkt die functioneren op middelmatige afstanden en die een waardig alternatief vormen voor autogebruik. Zo zijn er tal van voorbeelden bekend uit onze buurlanden waar op regionale schaal openbaar vervoer aangeboden wordt dat als concreet en waardevol alternatief kan dienen en in competitie kan gaan met de wagen. Buitenlandse cases zijn dikwijls opgebouwd uit een lightrail-netwerk, deze systemen liggen tussen de klassieke tramsystemen en de 'heavy rail'systemen in: lichte, snel verplaatsende systemen met grote capaciteit worden gebruikt om afstanden tussen ongeveer 10 en 40 km te dekken. Als kanttekening kan hierbij geargumenteerd worden dat de Vlaamse situatie (= diffuus urbanisme) niet in sterke mate geschikt is voor dergelijk transportsysteem.
Toch is een gefundeerd onderzoek nodig om de verschillende domeinen van mobiliteit, stadsplanning, duurzaamheid voor mens en milieu, etc. samen te brengen om te bestuderen of een nieuw regionaal openbaar vervoersysteem binnenin de Vlaamse context nuttig is.
Het is vrij waarschijnlijk dat de ontwikkeling van een openbaar vervoersnetwerk een sociale impact zal hebben en een mogelijke shift teweeg zal brengen in verplaatsingsmodi (van wagen ? openbaar vervoer). Daarnaast is te verwachten dat de aanleg van nieuwe infrastructuur op deze schaal op lange termijn zal leiden tot een grote wijziging in de ruimtelijke activiteiten met een grote impact op de ruimtelijke ontwikkeling.
Een nieuw openbaar vervoerssysteem zal in dit project ontwikkeld worden op een proactieve manier, waarbij dit als een instrument zal dienen om het diffuse landschap te gaan hermodelleren in een meer coherent, duurzame ruimtelijke structuur.
Twee hypothesen worden hierbij gesteld binnenin dit project:
1. Is het mogelijk om een performant openbaar vervoersnetwerk te ontwikkelen binnenin de sterk gefragmenteerde ruimtelijke structuur van Vlaanderen dat significante economische, sociale en ecologische voordelen oplevert voor de maatschappij?
2. Kan dit regionale openbaar vervoersnetwerk als een hefboom dienen om de suburbane ruimtelijke structuur van Vlaanderen op lange termijn te gaan herstructureren?
De implementatie van een nieuw regionaal openbaar vervoersnetwerk in deze omgeving zou moeten dienen als een alternatief voor het minder duurzame privé-vervoer. Een goed aanbod en gebruik van openbaar vervoer vermindert congestie binnenin deze regionale omgeving, maakt de omgeving veiliger en verbetert de levenskwaliteit voor zowel gebruikers als niet-gebruikers.
De uitdaging van dit project is om een haalbaar, ruimtelijk sturend openbaar vervoernetwerk op te bouwen op regionaal niveau binnenin het sterk verspreide ruimtelijke landschap in Vlaanderen. Het betreft de implementatie van een performant netwerk met een optimaal vervoerpotentieel waarbij een maximalisatie van het ruimtelijk structurerend vermogen plaatsvindt. Dit omvat mede de uitdaging om dit maatschappelijk en economisch haalbaar te maken.
Binnenin dit project zijn tal van partners betrokken: OSA (KU Leuven), BUUR (Bureau voor Urbanisme), IMOB (Universiteit Hasselt), MOSI-T (Vrije Universiteit Brussel) en Lab'Urba (Université Paris-Val de Marne). Elk van deze partners onderzoekt met hun specifieke expertise de mogelijke ontwikkeling van dergelijke openbaar vervoersysteem.