Het Nederlandse taalgebied is pluricentrisch. Dat houdt in dat er meerdere centra zijn (namelijk Holland in Nederland en Brabant in België) van waaruit taalnormen zich verspreid hebben over meer perifere gebieden. In traditionele opvattingen over de Nederlandse taalgeschiedenis wordt de pluricentrische aard beschreven als een recent fenomeen dat teruggaat op de negentiende eeuw. Er zijn echter aanwijzingen dat het om een veel ouder fenomeen gaat. Om die reden stel ik een diepgaande studie voor rond historische pluricentriciteit van de zestiende tot de negentiende eeuw. Verder wordt de geschiedenis van het Zuidelijke en Noordelijke Nederlands in taalhistorische handboeken vaak apart besproken, voornamelijk vanaf 1500. De Zuidelijke en Noordelijke variëteiten zullen echter niet zo verschillend geweest zijn, waardoor we ze samen zouden kunnen bespreken in een geïntegreerde geschiedenis van het Nederlands in de Lage Landen. Door de taalgeschiedenis vanuit het perspectief van historische pluricentriciteit te benaderen, zal ik in staat zijn om te bepalen in welke mate de variëteiten verweven waren in het verleden. Dit project zal dus de basis vormen voor een geïntegreerde geschiedenis van het Nederlands d.m.v. een corpusgebaseerd onderzoek naar post-middeleeuws Nederlands. Ik zal formele en minder formele bronnen uit twee centraal gelegen gebieden (Holland, Brabant) en twee perifere gebieden (Zeeland, Vlaanderen) vergelijken om zo de geschiedenis van het Nederlands te helpen verfijnen. Dit zal mogelijk blijken door de nadruk te leggen op het taalgebied in zijn geheel en op de verschillende spanningen tussen talige centra en de talige rand in het taalgebied.