Het onderzoek binnen de nieuwe onderzoeksgemeenschap 'Onderzoek naar de constructie van integrerende wereldbeelden' is een voortzetting van het onderzoek in de vorige onderzoeksgemeenschappen (1995-2000, 2000-2005). Gedurende de laatste jaren van de vorige onderzoeksgemeenschap ontwikkelde zich een intense dynamiek van 'uitbreiding en verdieping'. Er werden daarom nieuwe groepen uitgenodigd. Deze uitbreiding en verdieping is eveneens het gevolg van de interactie met drie gelijklopende FWO-projecten (zie verslag vorige onderzoeksgemeenschap), die elk op zich nieuwe verbanden legden, en nieuwe mogelijkheden voor wereldbeeldenconstructie naar voren brachten. Concreet vloeide dit voort uit de ontdekking van manieren om 'de invloed van context en omgeving' en de niet-klassieke, niet-deterministische, en/of niet-Booleaanse structuur van entiteiten en processen uit het domein van de humane en gedragswetenschappen in kaart te brengen aan de hand van modellen die hun oorsprong vinden in de niet-klassieke (bv. quantum) exacte wetenschappen. We brengen een nieuwe aanpak naar voren, te vergelijken met de 'complexiteits- en chaos aanpak' van de jaren tachtig, waar formele modellen uit de klassieke exacte wetenschappen werden aangewend om entiteiten en processen uit de humane en gedragswetenschappen te bestuderen. Complexiteits- en chaos modellen zijn echter niet in staat om 'de invloed van context en omgeving' te modelleren, daar ze uit klassieke mechanische theorieën voortspruiten. De modellen in deze nieuwe aanpak zijn niet-klassiek. Daarom kunnen ze de invloed van context en omgeving beschrijven.
Naast deze uitbreiding van het oorspronkelijke onderzoeksthema naar de exacte wetenschappen toe, is er eveneens een uitbreiding binnen de humane wetenschappen zelf met betrekking tot onderzoek naar de grondslagen van wereldbeelden. Het onderzoeksthema 'identiteit, grens en verschil' wordt verder uitgewerkt en verdiept aan de hand van drie bijkomende thema's: interculturele filosofie, wereldbeelden versus klassieke logica en sociale ontologie.
De nieuwe onderzoeksgemeenschap gebruikt nog steeds als kader de vijf hoofdelementen van een wereldbeeld. Onderzoek wordt gepland ter verdieping van het begrip van deze hoofdelementen: (1.1) De constructie van een model van de wereld: onderzoek naar de aard en het functioneren van de wereld (CLEA, PAF, CTS, FBC). (1.2) Een verklaringsmodel van de wereld: naast beschrijven wil men ook verklaren (CWLP, CTS). (1.3) Een waarderingsmodel van de wereld: de manier waarop we waarde toekennen aan de globale werkelijkheid (CWLP, SOPINS, ARC). (1.4) Een model van modelconstructie: met elk model, zij het beschrijvend, verklarend of waarderend, gaat een modelconstructie samen (CLEA, CPM, QIEG, CCE). (1.5) Een geïntegreerd actiemodel: we zijn niet alleen kennend, waarderend en emotioneel betrokken op de wereld, maar ook actief (SOPINS, CLEA, CCE).
De nieuwe onderzoeksgemeenschap zal zich in hoofdzaak toeleggen op de volgende nieuwe onderzoeksthema's: (2.1) Relaties tussen verschillende wetenschappelijke domeinen: De wetenschappelijke disciplines focussen zich op specifieke domeinen; natuurkunde op deeltjes en velden, scheikunde op moleculen, biologie op cellen en organismen, sociologie op maatschappijen, enz. Om de resultaten van deze disciplines te integreren bestuderen we de relaties tussen de verschillende domeinen; meer bepaald de evolutionaire processen waardoor een domein (bv. een maatschappij) emergeert vanuit een ander (bv. individuele organismen) (CLEA, CCE, PAF, QIEG, CTS). (2.2) Onderzoek in verband met fundamentele theorieën. Dit onderzoeksthema is gespreid over de exacte en de humane wetenschappen. Een voorbeeld vanuit de natuurkunde: vanuit de quantummechanica onderzoeken we specieke problemen met de bedoeling modellen te bouwen voor verschillende domeinen van de wetenschap die niet specifiek tot het domein van de natuurkunde behoren (CLEA, QIEG, CCE, CTS, CLPS, CICI, CWLP, SOPINS, FBC). (2.3) Modelconstructie: Het uitwerken van modellen gebaseerd op wiskundige constructies die wortelen in (niet-Booleaanse, niet-commutatieve enz.) structuren en hun veralgemeningen. Een dergelijk kader bevat op een natuurlijke manier contextuele invloed (CLEA, QIEG, CCE). (2.4) Evolutie: Onderzoek naar de algemene structuur van evolutie in de verschillende wetenschappelijke domeinen, met speciale aandacht voor biologische evolutie (de rol van zelf-organizatie, context en omgeving) en culturele evolutie. Aandacht voor de actuele filosofisch/ethische debatten omtrent evolutie en Darwinisme en de kritieken op de Neodarwinistische synthese (CLEA, PAF, CCE). (2.5) Identiteit, grens en verschil: studie naar de meest fundamentele bouwstenen van een wereldbeeld: categorieën. Deze categorieën hebben een groeperende functie, door iets als gelijkwaardig, identiek of verschillend te benoemen (SOPINS, FBC, CICI, ARC). (2.6) Interculturaliteit: Categorieën hebben ook een oriënterende of verklarende functie. Belangrijke knelpunten, zoals het belang van de absoluutheid van een wereldbeeld in zijn functie als oriënterend gegeven versus de noodzaak van relativisme van dit wereldbeeld als voorwaarde tot diepgaand intercultureel begrijpen wordt daarom bestudeerd. Verband met de kunstfilosofie, met als grondidee dat kunst een wereldwijd laboratorium is voor de constructie en exploratie van nieuwe hybride wereldbeelden, waarin sprake is van multiple identiteiten (CLEA, DAA, MIM, ISEAT, CICI, CWLP, ARC). (2.7) Wereldbeelden versus traditionele metafysica: In de traditionele (analytische) metafysica worden zeer uiteenlopende methoden gebruikt zoals intuïties, conceptuele analyse, gedachte-experimenten. Wereldbeeldenonderzoek vertrekt vooral van wetenschappelijke bevindingen. Onderzocht wordt of de benaderingen complementair zijn of elkaar uitsluiten (CLEA, ISEAT, ARC, SOPINS, CWLP, MIM, CICI). (2.8) Sociale ontologie: Onderzoek naar de betekenis van een engagement in sociale relaties voor het individu. Centrale vragen van de sociale ontologie zijn cruciaal voor de metafysische funderingen van andere disciplines (CWLP, SOPINS). (2.9) Concepten, creativiteit en attentie: Ontwikkeling van een model voor concepten dat gebruik maakt van het State-COntext-Property (SCOP) formalisme om te beschrijven hoe context geïncorporeerd wordt in de toestand van een concept. Studie van de combinatie van concepten binnen SCOP, aan de oorsprong liggend van het creatieve proces. Onderzoek naar biologische aspecten van creativiteit, zoals het verband van creativiteit met attentie (CLEA, CCE). (2.10) Kennis en constructivisme: Onderzoek naar verschillende begrippen van kennis zoals gebruikt in verscheidene disciplines steunend op de epistemologie van het constructivisme. Studie van de mechanismen van kennisconstructie in mens zowel als in machine, vanuit de visie dat cognitieve systemen eerder hun kennis actief construeren in de plaats van deze passief te ontvangen van buitenaf (CLEA, IWTF).