Talent, ambitie en engagement vormen de basis, maar investeren in topsport is een must om te kunnen concurreren in de mondiale medaillewedloop. Zonder een gestructureerd topsportbeleid op verschillende niveaus dreigt men tussen de topsportlanden te verdwijnen.
Daarom is het belangrijk om, als men wil blijven meestrijden op het hoogste niveau, het gevoerde beleid steeds opnieuw te evalueren en te vergelijken. Door de verschillende belangengroepen uit het topsportlandschap in Vlaanderen te ondervragen, kunnen de ontwikkelingen en verwachtingen blijvend in kaart gebracht worden.
In dat opzicht voert VUB, in samenwerking met het Bloso, BOIC en het departement CJSM, in 2011 en 2012 een onderzoek naar het topsportklimaat. Doelstelling: de omgeving waarin de topsporters zich ontwikkelen verbeteren.
In 2003 werd met de 0-meting van het topsportklimaat in Vlaanderen voor de eerste keer onderzocht hoe het topsportbeleid in Vlaanderen op efficiënte en effectieve wijze kon worden verbeterd. Die gegevens werden internationaal vergeleken en leidden tot een concurrentieanalyse van Vlaanderen (en Wallonië) ten opzichte van vijf andere landen.
Dat onderzoek werd in 2007 herhaald (enkel in Vlaanderen: de 1-meting van het topsportklimaat, waarbij de Vlaamse topsporters én toptrainers het topsportbeleid evalueerden. Vier jaar later, in 2011, gaat de 2-meting van het topsportklimaat in Vlaanderen van start.
Om te achterhalen hoe concurrentieel Vlaanderen is, worden de resultaten van het onderzoek ook gebruikt voor een internationale vergelijking. Daarbij wordt via een scoresysteem het topsportsucces in de verschillende landen gemeten. In totaal werden voor de 9 pijlers meer dan 100 kritische succesfactoren (KSF) gemeten bij alle landen. De missie van het SPLI SS1-onderzoek is heel duidelijk: de ontwikkeling van een internationaal netwerk dat onderzoeksexpertise en nnovatie in topsportbeleid ontwikkelt, coördineert en de verspreiding van die expertise verspreidt onder beleidsmakers en onderzoekers.