Type 1 diabetes melitus (T1D) is één van de meest frequente chronische aandoeningen bij kinderen en jonge volwassenen en is het gevolg van deels gekende genetische factoren en grotendeels inbekende omgevingsfactoren. Het identificeren van personen met een verhoogd risico op vernietiging van de beta-cellen in de pancreas is essentieel voor het ontwikkelen van nieuwe interventie- en preventiestrategieën. Genetisch onderzoek naar het absoluut risico op T1D in de algemene bevolking heeft aangetoond dat het hoogste risico gecorreleerd is met de aanwezigheid van het genotype HLA-DQ2/DQ8. Bij verwanten is de predictie hoofdzakelijk gebaseerd op de aan- of afwezigheid van diabetes-specifieke autoantilichamen. Binnen de groep van antilichaam-positieve verwanten zijn er echter nog grote verschillen onder de progressoren, waaruit blijkt dat er nog andere factoren de progressie naar diabetes zullen beïnvloeden. Daarom is het nodig additionele genetische merkers buiten het HLA klasse II gebied te evalueren. Een aantal van deze merkers (5'INS, CLTLA4, PTPN22, en Kir-genen) is reeds gekend maar hun rol bij de progressie tot diabetes bij verwanten dient nader te worden geëvalueerd. De doelstellingen van het project zijn: (a) bepaling van de prevalentie van hogergenoemde genetische risicomerkers bij T1D-patiënten, controlepersonen en eerstegraadsverwanten, en (b) nagaan van de rol van deze merkers in combinatie met HLA-DQ en immuunmerkers bij predictie van T1D bij verwanten.