Samenvatting
1. Inleiding
· Praxis Ontwikkelingsdeskundige
· Maatschappelijk theoretisch kader MERSD
· Bijdrage MERSD samenleving
2. Vooronderzoek
3. Master Education and Research Program for Sustainable Development
4. Instroom
5. Beroeps- en opleidingsprofiel MERSD
6. Competentieprofiel MERSD
7. Curriculumprofiel MERSD
8. Voorzieningen
Praxis Ontwikkelingsdeskundige
De opleiding tot ontwikkelingsdeskundige is academisch én praktijkgericht. Het woord "praktijk" moet
hier echter niet op zijn smalst worden bezien. Misschien is de Sartriaanse term "Praxis" het duidelijkst
om de praktijkgerichtheid toe te lichten. Het Griekse woord "praxis" wordt door Sartre gebruikt om het
geplande menselijke handelen aan te duiden, het resultaat van een evenwicht tussen elkaar
bevruchtende theorie en praktijk. Bepalend is dat de praxis (wisselwerking theorie en praktijk) niet
ontsnapt aan de omgeving, de sociotoop waarin ze vorm krijgt. Daardoor ontstaat er een andersoortig
combineren en gebruiken van theorieën en kaders (multidisciplinair), een procesgerichte aanpak met
vaak open doelen (multifunctioneel), en een specifieke begeleidingsvorm (relationeel). Het is uit die
complementariteit en interactie dat het werk haar kracht put.
We kunnen de praktijk van de ontwikkelingsdeskundige dan zien als een interface (verbindingstuk) van
structuur en actie, van sociale structuren en het individuele. In deze visie wordt de persoon (het
individu) niet opgeslokt door de maatschappelijke wenselijkheid of een ingevulde normativiteit van
bijvoorbeeld economische vooruitgang, sociale samenhang of inclusie. Anderzijds worden structurele
verantwoordelijkheden ook niet opgeheven noch in hoofdzaak toegeschreven aan individuele
competenties.
Het 'op zich staan' van het sociale bestaan, het 'refereren naar' het sociale als entiteit is essentieel voor
gerelateerde en procesmatige reflectie. Pas dan kunnen we het plaatsen tegenover het actieve element,
het individueel handelen.
Ontwikkelingsdeskundigen kijken aldus vanuit verschillende invalshoeken - interdisciplinair - naar de
maatschappelijke werkelijkheid en naar sociale en individuele problemen. Hiervoor maken ze in de
eerste plaats gebruik van inzichten vanuit een aantal steunwetenschappen:
· de psychologie, om meer inzicht te krijgen in het individu met wie begeleidend, vormend of
educatief tewerk wordt gegaan
· de sociologie, om maatschappelijke processen beter te begrijpen, om te weten vanwaar
maatschappelijke verhoudingen komen en het effect ervan op individuen en groepen in de
samenleving te onderkennen
· de filosofie, om het belang van mens- en wereldbeelden waardoor maatschappijen gemaakt en
vormgegeven worden te onderkennen, maar ook om het belang van die waarden en normen en
hun ideologische invloed kritisch te bekijken.
De ontwikkelingsdeskundige zou een automatisme in zich moeten hebben door het steeds opnieuw
stellen van de vraag: moet het nu wel zo, kan het niet anders? Ook t.o.v. haar of zijn eigen
beroepspraktijk. De ontwikkelingsdeskundige beschikt daarnaast over drie professionele rollen: als
begeleider, als beheerder of organisator en als beleidsmaker. De ontwikkelingsdeskundige oefent deze
beroepsfuncties uit met betrekking tot alle aspecten van het volwassen leven van mensen, die we
kunnen onderverdelen in een sociaal-, een cultureel-, een vrijetijds- en een arbeidsluik.
Kenmerkend is dat de ontwikkelingsdeskundige educatief, vormend of veranderend te werk gaat in deze
verschillende domeinen van het leven. Drie dimensies zijn in onze maatschappij noodzakelijk met het
oog op een 'open sociale cohesie': de functionele, de morele en de expressieve dimensie. Deze drie (3)
functies die de ontwikkelingsdeskundige beheerst zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden:
· de functionele functie, educatie als kennisproductie en kennistransfer met het oog op het
sociaal-economisch voortbestaan van de maatschappij en een adequate toewijzing van posities
(jobs). Het gaat hier over het verwerven van diploma's en kwalificaties, naast allerhande
beroepsopleidingen
· de sociaal-morele functie, educatie zorgt ervoor dat individuen en groepen kunnen deelnemen
aan openbare meningsvorming over de 'juiste' inrichting van de maatschappij. Kunnen deelnemen
aan het publieke debat, zich kunnen verenigen, kunnen opkomen voor sociale en
politieke rechten en plichten
· de expressief-culturele functie, educatie biedt mensen de mogelijkheden om uiting te geven aan
hun culturele en religieuze individuele en groepsidentiteiten.
6
Deze drie configuraties van educatie versterken elkaar; veronderstellen integratief werken
(transdisciplinair), denken in interdependenties (aanvaarden complexiteit) en leiden tot een
lokaliserende werksituatie.
Maatschappelijk-theoretisch kader MERSD
Het handelen van de ontwikkelingsdeskundige komt altijd in de maatschappij tot uiting en heeft dus
onvermijdelijk een oriëntatie van dit handelen nodig met behulp van theorieën over deze maatschappij.
De didactische regels voor een maatschappelijk brede oriëntatie op de eigen praxis vereisen een open
kijk op meerdere aspecten van actor en structuur (leefwereld en systeemwereld). Omdat het werk en
haar kaders niet ontsnappen aan de samenleving waarin ze vorm krijgen, zal dit ook telkens om
maatschappelijk-normatieve reflectie vragen. Dit is geen bijkomstigheid, maar een didactisch
hoofdprincipe. De ontwikkelingsdeskundige houdt zich immers bezig met sociale en culturele
veranderingen.
· Praxis Ontwikkelingsdeskundige
· Maatschappelijk theoretisch kader MERSD
· Bijdrage MERSD samenleving
2. Vooronderzoek
3. Master Education and Research Program for Sustainable Development
4. Instroom
5. Beroeps- en opleidingsprofiel MERSD
6. Competentieprofiel MERSD
7. Curriculumprofiel MERSD
8. Voorzieningen
Praxis Ontwikkelingsdeskundige
De opleiding tot ontwikkelingsdeskundige is academisch én praktijkgericht. Het woord "praktijk" moet
hier echter niet op zijn smalst worden bezien. Misschien is de Sartriaanse term "Praxis" het duidelijkst
om de praktijkgerichtheid toe te lichten. Het Griekse woord "praxis" wordt door Sartre gebruikt om het
geplande menselijke handelen aan te duiden, het resultaat van een evenwicht tussen elkaar
bevruchtende theorie en praktijk. Bepalend is dat de praxis (wisselwerking theorie en praktijk) niet
ontsnapt aan de omgeving, de sociotoop waarin ze vorm krijgt. Daardoor ontstaat er een andersoortig
combineren en gebruiken van theorieën en kaders (multidisciplinair), een procesgerichte aanpak met
vaak open doelen (multifunctioneel), en een specifieke begeleidingsvorm (relationeel). Het is uit die
complementariteit en interactie dat het werk haar kracht put.
We kunnen de praktijk van de ontwikkelingsdeskundige dan zien als een interface (verbindingstuk) van
structuur en actie, van sociale structuren en het individuele. In deze visie wordt de persoon (het
individu) niet opgeslokt door de maatschappelijke wenselijkheid of een ingevulde normativiteit van
bijvoorbeeld economische vooruitgang, sociale samenhang of inclusie. Anderzijds worden structurele
verantwoordelijkheden ook niet opgeheven noch in hoofdzaak toegeschreven aan individuele
competenties.
Het 'op zich staan' van het sociale bestaan, het 'refereren naar' het sociale als entiteit is essentieel voor
gerelateerde en procesmatige reflectie. Pas dan kunnen we het plaatsen tegenover het actieve element,
het individueel handelen.
Ontwikkelingsdeskundigen kijken aldus vanuit verschillende invalshoeken - interdisciplinair - naar de
maatschappelijke werkelijkheid en naar sociale en individuele problemen. Hiervoor maken ze in de
eerste plaats gebruik van inzichten vanuit een aantal steunwetenschappen:
· de psychologie, om meer inzicht te krijgen in het individu met wie begeleidend, vormend of
educatief tewerk wordt gegaan
· de sociologie, om maatschappelijke processen beter te begrijpen, om te weten vanwaar
maatschappelijke verhoudingen komen en het effect ervan op individuen en groepen in de
samenleving te onderkennen
· de filosofie, om het belang van mens- en wereldbeelden waardoor maatschappijen gemaakt en
vormgegeven worden te onderkennen, maar ook om het belang van die waarden en normen en
hun ideologische invloed kritisch te bekijken.
De ontwikkelingsdeskundige zou een automatisme in zich moeten hebben door het steeds opnieuw
stellen van de vraag: moet het nu wel zo, kan het niet anders? Ook t.o.v. haar of zijn eigen
beroepspraktijk. De ontwikkelingsdeskundige beschikt daarnaast over drie professionele rollen: als
begeleider, als beheerder of organisator en als beleidsmaker. De ontwikkelingsdeskundige oefent deze
beroepsfuncties uit met betrekking tot alle aspecten van het volwassen leven van mensen, die we
kunnen onderverdelen in een sociaal-, een cultureel-, een vrijetijds- en een arbeidsluik.
Kenmerkend is dat de ontwikkelingsdeskundige educatief, vormend of veranderend te werk gaat in deze
verschillende domeinen van het leven. Drie dimensies zijn in onze maatschappij noodzakelijk met het
oog op een 'open sociale cohesie': de functionele, de morele en de expressieve dimensie. Deze drie (3)
functies die de ontwikkelingsdeskundige beheerst zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden:
· de functionele functie, educatie als kennisproductie en kennistransfer met het oog op het
sociaal-economisch voortbestaan van de maatschappij en een adequate toewijzing van posities
(jobs). Het gaat hier over het verwerven van diploma's en kwalificaties, naast allerhande
beroepsopleidingen
· de sociaal-morele functie, educatie zorgt ervoor dat individuen en groepen kunnen deelnemen
aan openbare meningsvorming over de 'juiste' inrichting van de maatschappij. Kunnen deelnemen
aan het publieke debat, zich kunnen verenigen, kunnen opkomen voor sociale en
politieke rechten en plichten
· de expressief-culturele functie, educatie biedt mensen de mogelijkheden om uiting te geven aan
hun culturele en religieuze individuele en groepsidentiteiten.
6
Deze drie configuraties van educatie versterken elkaar; veronderstellen integratief werken
(transdisciplinair), denken in interdependenties (aanvaarden complexiteit) en leiden tot een
lokaliserende werksituatie.
Maatschappelijk-theoretisch kader MERSD
Het handelen van de ontwikkelingsdeskundige komt altijd in de maatschappij tot uiting en heeft dus
onvermijdelijk een oriëntatie van dit handelen nodig met behulp van theorieën over deze maatschappij.
De didactische regels voor een maatschappelijk brede oriëntatie op de eigen praxis vereisen een open
kijk op meerdere aspecten van actor en structuur (leefwereld en systeemwereld). Omdat het werk en
haar kaders niet ontsnappen aan de samenleving waarin ze vorm krijgen, zal dit ook telkens om
maatschappelijk-normatieve reflectie vragen. Dit is geen bijkomstigheid, maar een didactisch
hoofdprincipe. De ontwikkelingsdeskundige houdt zich immers bezig met sociale en culturele
veranderingen.
Originele taal-2 | Dutch |
---|---|
Titel | Uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerp Curriculum MERSD |
Uitgeverij | Adekus/VLIR-IUS |
Aantal pagina's | 41 |
Status | Published - 22 okt 2008 |
Publicatie series
Naam | Curriculum Conferentie |
---|