Samenvatting
Net zoals in andere EU-lidstaten verricht een steeds groter aandeel van de beroepsbevolking in België arbeid in de vorm van atypisch werk, zoals uitzendarbeid of deeltijds werk. Atypisch werk kan echter een groter risico op armoede inhouden. Tevens kunnen zulke atypische werkvormen leiden tot een beperktere sociale bescherming. Socialezekerheidsstelsels zijn immers vaak afgestemd op de standaardarbeidsrelatie (voltijdse tewerkstelling met een contract van onbepaalde duur). Dit is in het bijzonder het geval voor Bismarckiaanse stelsels, zoals het Belgische stelsel.
De toename in atypisch werk leidde in de EU tot een debat over hoe adequate sociale bescherming te bieden voor zowel de standaardarbeidsrelatie als andere atypische arbeidsvormen. De Europese pijler van sociale rechten bevat in artikel 12 het recht op adequate sociale bescherming voor zowel werknemers als zelfstandigen. Dit artikel werd nader uitgewerkt door de aanbeveling inzake de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen. In dit laatste instrument formuleerde de EU enkele principes zodat zowel werknemers als zelfstandigen recht hebben op een adequate sociale bescherming. Opvallend aan deze aanbeveling was de aandacht voor atypische arbeidsvormen en zelfstandigen. Het gaat om groepen die traditioneel minder aan bod kwamen in EU-beleidsinstrumenten. Ondanks deze recente initiatieven, worstelen EU-lidstaten met de vraag hoe atypische arbeidsvormen in te passen in nationale socialezekerheidsstelsels. Niet alleen vraagt hun specifieke arbeidsvorm bepaalde aanpassingen aan het socialezekerheidsrecht, ook daagt het verhoogde risico op armoede de wetgever uit. Dit kan inhouden dat landen hun socialezekerheidsstelsels fundamenteel dienen te herdenken om ook atypische werkvormen een adequate bescherming te bieden.
In deze bijdrage onderzoeken we de socialezekerheidsbescherming voor enkele kwetsbare groepen van werknemers en zelfstandigen. We bespreken eerst kort de vier atypische werkvormen die aan bod komen, alsook hun risico op armoede. In een tweede deel onderzoeken we de formele, effectieve en adequate toegang tot sociale bescherming die wordt geboden aan de vier kwetsbare groepen bij werkloosheid en ziekte. Om te meten of een uitkering adequaat is, vertrekken we vanuit de twee doelstellingen van de aanbeveling. Een adequate uitkering moet een persoon toelaten de voormalige levensstandaard verder te zetten, alsook moet de uitkering in kwestie te allen tijde voorkomen dat personen in armoede terechtkomen. Het derde en laatste deel vormt het besluit van deze bijdrage
De toename in atypisch werk leidde in de EU tot een debat over hoe adequate sociale bescherming te bieden voor zowel de standaardarbeidsrelatie als andere atypische arbeidsvormen. De Europese pijler van sociale rechten bevat in artikel 12 het recht op adequate sociale bescherming voor zowel werknemers als zelfstandigen. Dit artikel werd nader uitgewerkt door de aanbeveling inzake de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen. In dit laatste instrument formuleerde de EU enkele principes zodat zowel werknemers als zelfstandigen recht hebben op een adequate sociale bescherming. Opvallend aan deze aanbeveling was de aandacht voor atypische arbeidsvormen en zelfstandigen. Het gaat om groepen die traditioneel minder aan bod kwamen in EU-beleidsinstrumenten. Ondanks deze recente initiatieven, worstelen EU-lidstaten met de vraag hoe atypische arbeidsvormen in te passen in nationale socialezekerheidsstelsels. Niet alleen vraagt hun specifieke arbeidsvorm bepaalde aanpassingen aan het socialezekerheidsrecht, ook daagt het verhoogde risico op armoede de wetgever uit. Dit kan inhouden dat landen hun socialezekerheidsstelsels fundamenteel dienen te herdenken om ook atypische werkvormen een adequate bescherming te bieden.
In deze bijdrage onderzoeken we de socialezekerheidsbescherming voor enkele kwetsbare groepen van werknemers en zelfstandigen. We bespreken eerst kort de vier atypische werkvormen die aan bod komen, alsook hun risico op armoede. In een tweede deel onderzoeken we de formele, effectieve en adequate toegang tot sociale bescherming die wordt geboden aan de vier kwetsbare groepen bij werkloosheid en ziekte. Om te meten of een uitkering adequaat is, vertrekken we vanuit de twee doelstellingen van de aanbeveling. Een adequate uitkering moet een persoon toelaten de voormalige levensstandaard verder te zetten, alsook moet de uitkering in kwestie te allen tijde voorkomen dat personen in armoede terechtkomen. Het derde en laatste deel vormt het besluit van deze bijdrage
Originele taal-2 | Dutch |
---|---|
Pagina's (van-tot) | 3-52 |
Aantal pagina's | 50 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Sociaal Recht |
Volume | 1 |
Nummer van het tijdschrift | 1 |
Status | Published - 2023 |