Projecten per jaar
Samenvatting
Het bestuurlijk organisatierecht wordt reeds geruime tijd gekenmerkt door een “wildgroei” aan verzelfstandigde diensten waaraan de overheid het beheer van een of meer welbepaalde aspecten van het algemeen belang heeft opgedragen. Oorspronkelijk gaf deze verzelfstandigingsgolf meestal aanleiding tot de oprichting van tal van publiekrechtelijke rechtspersonen met een eigen sui generis organiek statuut. Sinds de jaren zeventig is de overheid zich voor de vormgeving echter steeds meer gaan baseren op privaatrechtelijke organisatievormen waardoor hybride structuren zijn ontstaan die elk balanceren op (een ander punt van) het snijvlak tussen het publiek recht en het privaat recht, in dit geval het vennootschapsrecht.
De werking en organisatie van deze publiekrechtelijk gekleurde “vennootschappen” wordt in de rechtsleer meestal vanuit publiekrechtelijke hoek beschouwd. Daarbij wordt o.m. gekeken naar hun onderwerping aan staats- en bestuursrechtelijke toezichts- en controlemechanismen en de rechtsbescherming van de burger via administratieve beroepsprocedures en, bij uitstek, de Raad van State.
Deze conferentie over burgerparticipatie in het rechtssysteem biedt het uitgelezen forum om de rollen eens om te draaien en stil te staan bij de weerslag van deze “vennootschappelijking” van het bestuurlijk organisatierecht op de mogelijkheden van de burger om het overheidsbeleid te controleren en, desgevallend, te beïnvloeden.
Deze weerslag wordt getoetst aan de hand van twee hypotheses.
De eerste hypothese is positief geformuleerd en gaat uit van een gunstige weerslag van deze “vennootschappelijking” voor de burger. Zij vertrekt van de vaststelling dat het vennootschapsrecht minderheidsaandeelhouders en derden verschillende mechanismen ter beschikking stelt om het beleid van de vennootschap te controleren en/of te beïnvloeden. Deze mechanismen zouden in de context van publiekrechtelijk gekleurde “vennootschappen” door burgers en eventuele particuliere minderheidsaandeelhouders naast de klassieke publiekrechtelijke mechanismen kunnen worden aangewend om controle uit te oefenen op de wijze waarop het aspect van het algemeen belang dat aan die entiteit werd toevertrouwd, wordt beheerd en dit beheer zelfs te beïnvloeden.
De tweede hypothese is daarentegen negatief geformuleerd en veronderstelt dat de “vennootschappelijking” van de uitvoering van bepaalde delen van het overheidsbeleid de politieke controle op dit beleid verzwakt. De autonomie die het vennootschapsrechtelijk statuut in principe met zich brengt, zou de politieke verantwoordelijkheid van ministers verzwakken waardoor de controlebevoegdheid van het parlement, het belangrijkste controlemechanisme van de burger, in het gedrang komt. Daarnaast zou het hybride statuut van de publiekrechtelijk gekleurde “vennootschappen” hun juridische positie onzeker maken. Dit straalt af op de burger wiens rechtspositie op haar beurt onduidelijk wordt.
Beide hypotheses worden tijdens de presentatie op hun waarachtigheid getoetst. Bevindingen zullen worden geïllustreerd aan de hand van het organiek statuut van publiekrechtelijk gekleurde “vennootschappen” waarin ook particuliere minderheidsaandeelhouders participeren. Helt de balans naar een positieve weerslag, dan wordt gepleit om de gunstige weerslag van het vennootschapsrecht meer in de verf te zetten. Neemt de negatieve weerslag echter de bovenhand, dan besluit de presentatie met enkele mogelijke curatieve beschouwingen.
De werking en organisatie van deze publiekrechtelijk gekleurde “vennootschappen” wordt in de rechtsleer meestal vanuit publiekrechtelijke hoek beschouwd. Daarbij wordt o.m. gekeken naar hun onderwerping aan staats- en bestuursrechtelijke toezichts- en controlemechanismen en de rechtsbescherming van de burger via administratieve beroepsprocedures en, bij uitstek, de Raad van State.
Deze conferentie over burgerparticipatie in het rechtssysteem biedt het uitgelezen forum om de rollen eens om te draaien en stil te staan bij de weerslag van deze “vennootschappelijking” van het bestuurlijk organisatierecht op de mogelijkheden van de burger om het overheidsbeleid te controleren en, desgevallend, te beïnvloeden.
Deze weerslag wordt getoetst aan de hand van twee hypotheses.
De eerste hypothese is positief geformuleerd en gaat uit van een gunstige weerslag van deze “vennootschappelijking” voor de burger. Zij vertrekt van de vaststelling dat het vennootschapsrecht minderheidsaandeelhouders en derden verschillende mechanismen ter beschikking stelt om het beleid van de vennootschap te controleren en/of te beïnvloeden. Deze mechanismen zouden in de context van publiekrechtelijk gekleurde “vennootschappen” door burgers en eventuele particuliere minderheidsaandeelhouders naast de klassieke publiekrechtelijke mechanismen kunnen worden aangewend om controle uit te oefenen op de wijze waarop het aspect van het algemeen belang dat aan die entiteit werd toevertrouwd, wordt beheerd en dit beheer zelfs te beïnvloeden.
De tweede hypothese is daarentegen negatief geformuleerd en veronderstelt dat de “vennootschappelijking” van de uitvoering van bepaalde delen van het overheidsbeleid de politieke controle op dit beleid verzwakt. De autonomie die het vennootschapsrechtelijk statuut in principe met zich brengt, zou de politieke verantwoordelijkheid van ministers verzwakken waardoor de controlebevoegdheid van het parlement, het belangrijkste controlemechanisme van de burger, in het gedrang komt. Daarnaast zou het hybride statuut van de publiekrechtelijk gekleurde “vennootschappen” hun juridische positie onzeker maken. Dit straalt af op de burger wiens rechtspositie op haar beurt onduidelijk wordt.
Beide hypotheses worden tijdens de presentatie op hun waarachtigheid getoetst. Bevindingen zullen worden geïllustreerd aan de hand van het organiek statuut van publiekrechtelijk gekleurde “vennootschappen” waarin ook particuliere minderheidsaandeelhouders participeren. Helt de balans naar een positieve weerslag, dan wordt gepleit om de gunstige weerslag van het vennootschapsrecht meer in de verf te zetten. Neemt de negatieve weerslag echter de bovenhand, dan besluit de presentatie met enkele mogelijke curatieve beschouwingen.
Originele taal-2 | Dutch |
---|---|
Status | Unpublished - 27 mei 2016 |
Evenement | ACCA Conferentie: Participatie van de burger in de rechtsorde - Universiteit Hasselt, Hasselt, Belgium Duur: 27 mei 2016 → 27 mei 2016 |
Conference
Conference | ACCA Conferentie |
---|---|
Land/Regio | Belgium |
Stad | Hasselt |
Periode | 27/05/16 → 27/05/16 |
Projecten
- 1 Afgelopen