Projecten per jaar
Samenvatting
De hoofdonderzoeksvraag van dit rapport is hoe het langetermijnperspectief van de energienorm in het kader van de minimale woningkwaliteitsvereisten kan ingevuld worden zodat deze maximaal bijdraagt aan de doelstellingen van de Vlaamse Regering om meer energiezuinigheid en minder koolstofuitstoot te genereren binnen het volledige Vlaamse woningpark, zonder dat de invulling verder gaat dan het principe dat is ingebouwd in de Vlaamse wooncode, nl. dat het om minimale normen moet gaan die de elementaire veiligheid, gezondheid of woonkwaliteit van de bewoners aantasten.
Om deze vraag te beantwoorden, werd vooreerst een literatuurstudie uitgevoerd. Hierbij werden volgende elementen onderzocht: (1) het eventuele nut en belang van het stellen van verplichte standaarden in het bereiken van een bepaalde energetische toestand van de woningvoorraad, (2) de impact van energetische aspecten op het basiscomfort en de gezondheid van bewoners en (3) de energetische normstelling in internationaal perspectief. We kunnen concluderen dat de literatuur en internationale vergelijking geen integratie van ambitieuze energiedoelstellingen in de minimale woningkwaliteitsvereisten bepleiten.
Er zijn, daarnaast, nog factoren die ervoor pleiten om de eisen voor energetische normen in het kader van de minimale veiligheids-, gezondheids- en woningkwaliteitsvereisten van de Vlaamse overheid niet te streng te maken. Het doel van de minimale vereisten is immers om de ondergrens van wat qua woningkwaliteit aanvaard wordt, te omschrijven, te bewaken en te handhaven. De elementen die worden opgenomen in deze vereisten moeten dus een weerspiegeling zijn van deze ondergrens. Ook het bijhorende handhavingsinstrumentarium is op deze ondergrens ingesteld. De minimaal te behalen EPC-labels moeten ook ten opzichte van deze sancties proportioneel zijn. Verder lijkt het wijs om een pad te kiezen waarbij het woningaanbod de druk op de onderste segmenten van de huurmarkt aankan, een pad waarbij de huishoudens die hierdoor het gevaar lopen hun huisvesting te verliezen, alternatieven vinden op de woningmarkt en niet dreigen in het grijze wooncircuit of een veel te kleine woning of woning met (ernstige) andere veiligheids-, gezondheids- of woningkwaliteitsproblemen terecht te komen. De voornaamste doelstelling van het woningkwaliteitsinstrumentarium is het bewaken van het recht op menswaardige huisvesting. De gekozen maatregel mag deze doelstelling niet ondermijnen. De minimale EPC-waarde moet bijgevolg proportioneel zijn.
In een volgende stap in het onderzoek werden, rekening houdend met de elementen uit de literatuurstudie, mogelijke voorstellen voor een langetermijnperspectief van de energetische normen in de technische verslagen uitgewerkt. De voorgestelde scenario’s zijn uiteenlopend. Aan de ene zijde staat een scenario die de EPC-scores die vanaf 1 januari 2020 werden geïntegreerd, niet meer aanvaardt vanaf 2040. Aan de andere zijde bevindt zich een scenario met de integratie van de ambitieuze energetische doelstelling, die vereist dat tegen 2050 alle woningtypologieën label A halen. Op basis van de EPC-databank (versie januari 2020), die alle EPC’s bevat die sinds de invoering van het certificaat zijn opgesteld, en dus enkel woningen bevat met een EPC en niet de gehele woningvoorraad, werd per scenario een inschatting gemaakt van het aandeel woningen dat een renovatie nodig heeft om de gestelde maximale EPC-score 2030/2040/2050 uit de scenario’s te halen. Deze aandelen werden, per woningtype, apart berekend voor de private huurmarkt, de sociale huurmarkt en de eigenaarsmarkt.
Voor het beleid liggen met dit rapport mogelijke pistes voor hoe het langetermijnperspectief van de energienorm zou kunnen worden ingevuld in de toekomst in het kader van de minimale woning-kwaliteitsvereisten. De geschatte aandelen en de achterliggende scenario’s kunnen, in een volgende stap in het beleidsproces, als input dienen om de discussie te voeden en onderbouwen.
Om deze vraag te beantwoorden, werd vooreerst een literatuurstudie uitgevoerd. Hierbij werden volgende elementen onderzocht: (1) het eventuele nut en belang van het stellen van verplichte standaarden in het bereiken van een bepaalde energetische toestand van de woningvoorraad, (2) de impact van energetische aspecten op het basiscomfort en de gezondheid van bewoners en (3) de energetische normstelling in internationaal perspectief. We kunnen concluderen dat de literatuur en internationale vergelijking geen integratie van ambitieuze energiedoelstellingen in de minimale woningkwaliteitsvereisten bepleiten.
Er zijn, daarnaast, nog factoren die ervoor pleiten om de eisen voor energetische normen in het kader van de minimale veiligheids-, gezondheids- en woningkwaliteitsvereisten van de Vlaamse overheid niet te streng te maken. Het doel van de minimale vereisten is immers om de ondergrens van wat qua woningkwaliteit aanvaard wordt, te omschrijven, te bewaken en te handhaven. De elementen die worden opgenomen in deze vereisten moeten dus een weerspiegeling zijn van deze ondergrens. Ook het bijhorende handhavingsinstrumentarium is op deze ondergrens ingesteld. De minimaal te behalen EPC-labels moeten ook ten opzichte van deze sancties proportioneel zijn. Verder lijkt het wijs om een pad te kiezen waarbij het woningaanbod de druk op de onderste segmenten van de huurmarkt aankan, een pad waarbij de huishoudens die hierdoor het gevaar lopen hun huisvesting te verliezen, alternatieven vinden op de woningmarkt en niet dreigen in het grijze wooncircuit of een veel te kleine woning of woning met (ernstige) andere veiligheids-, gezondheids- of woningkwaliteitsproblemen terecht te komen. De voornaamste doelstelling van het woningkwaliteitsinstrumentarium is het bewaken van het recht op menswaardige huisvesting. De gekozen maatregel mag deze doelstelling niet ondermijnen. De minimale EPC-waarde moet bijgevolg proportioneel zijn.
In een volgende stap in het onderzoek werden, rekening houdend met de elementen uit de literatuurstudie, mogelijke voorstellen voor een langetermijnperspectief van de energetische normen in de technische verslagen uitgewerkt. De voorgestelde scenario’s zijn uiteenlopend. Aan de ene zijde staat een scenario die de EPC-scores die vanaf 1 januari 2020 werden geïntegreerd, niet meer aanvaardt vanaf 2040. Aan de andere zijde bevindt zich een scenario met de integratie van de ambitieuze energetische doelstelling, die vereist dat tegen 2050 alle woningtypologieën label A halen. Op basis van de EPC-databank (versie januari 2020), die alle EPC’s bevat die sinds de invoering van het certificaat zijn opgesteld, en dus enkel woningen bevat met een EPC en niet de gehele woningvoorraad, werd per scenario een inschatting gemaakt van het aandeel woningen dat een renovatie nodig heeft om de gestelde maximale EPC-score 2030/2040/2050 uit de scenario’s te halen. Deze aandelen werden, per woningtype, apart berekend voor de private huurmarkt, de sociale huurmarkt en de eigenaarsmarkt.
Voor het beleid liggen met dit rapport mogelijke pistes voor hoe het langetermijnperspectief van de energienorm zou kunnen worden ingevuld in de toekomst in het kader van de minimale woning-kwaliteitsvereisten. De geschatte aandelen en de achterliggende scenario’s kunnen, in een volgende stap in het beleidsproces, als input dienen om de discussie te voeden en onderbouwen.
Originele taal-2 | Dutch |
---|---|
Plaats van productie | Leuven |
Uitgeverij | Steunpunt wonen |
Opdrachtgevend orgaan | Wonen Vlaanderen |
Aantal pagina's | 53 |
ISBN van geprinte versie | 978-90-5550-706-1 |
Status | Published - 8 apr 2020 |
Projecten
- 1 Afgelopen
-
VLOV21: Steunpunt WONEN 2016-2020
Ryckewaert, M. & Everaerts, H.
1/01/16 → 31/03/21
Project: Fundamenteel