Samenvatting
abstract
De goede waarnemer kan doorheen de recente geschiedenis van zowel het ruimtelijk beleid als het vervoersbeleid de sporen van een opeenvolging van maatschappelijke stromingen waarnemen. Waar in het België van de jaren zestig het modernisme en technologisch optimisme aan de basis lagen van de ontwikkeling van ingrijpende autoweginfrastructuur, kunnen we in de bestemmingsplannen van de late jaren zeventig het voor die periode typisch groeiende milieubewustzijn herkennen. De crisis van de jaren tachtig zorgde ervoor dat nogal wat infrastructuurprojecten tot nader order in de schuif bleven liggen, om tenslotte geherevalueerd, herzien, of zelfs geschrapt te worden. In de meest recente besluitvorming rond infrastructuurontwikkeling zien we echter opnieuw een sterk neoliberale invalshoek, waarbij de overheid eerst en vooral de vraag van de markt wil faciliteren, maar daarbij wel een sociaal en ecologisch corrigerende rol wil opnemen. Hoewel de huidige beleidsfilosofie nauw lijkt aan te leunen bij de investeringspolitiek van de jaren zestig, is de context vandaag echter sterk gewijzigd, met belangrijke, maar niet steeds erkende gevolgen voor de impact van het uitbreiden van verkeersinfrastructuur. We gaan in dit artikel in op twee doorgaans onderbelichte aspecten van de wisselwerking tussen ruimtelijke ordening en mobiliteit: dat grenzen aan de groei wel degelijk bestaan, en dat verkeer niet enkel gefaciliteerd, maar ook gecreëerd wordt door het bouwen van bijkomende infrastructuur.
De goede waarnemer kan doorheen de recente geschiedenis van zowel het ruimtelijk beleid als het vervoersbeleid de sporen van een opeenvolging van maatschappelijke stromingen waarnemen. Waar in het België van de jaren zestig het modernisme en technologisch optimisme aan de basis lagen van de ontwikkeling van ingrijpende autoweginfrastructuur, kunnen we in de bestemmingsplannen van de late jaren zeventig het voor die periode typisch groeiende milieubewustzijn herkennen. De crisis van de jaren tachtig zorgde ervoor dat nogal wat infrastructuurprojecten tot nader order in de schuif bleven liggen, om tenslotte geherevalueerd, herzien, of zelfs geschrapt te worden. In de meest recente besluitvorming rond infrastructuurontwikkeling zien we echter opnieuw een sterk neoliberale invalshoek, waarbij de overheid eerst en vooral de vraag van de markt wil faciliteren, maar daarbij wel een sociaal en ecologisch corrigerende rol wil opnemen. Hoewel de huidige beleidsfilosofie nauw lijkt aan te leunen bij de investeringspolitiek van de jaren zestig, is de context vandaag echter sterk gewijzigd, met belangrijke, maar niet steeds erkende gevolgen voor de impact van het uitbreiden van verkeersinfrastructuur. We gaan in dit artikel in op twee doorgaans onderbelichte aspecten van de wisselwerking tussen ruimtelijke ordening en mobiliteit: dat grenzen aan de groei wel degelijk bestaan, en dat verkeer niet enkel gefaciliteerd, maar ook gecreëerd wordt door het bouwen van bijkomende infrastructuur.
Originele taal-2 | Dutch |
---|---|
Titel | PlanDag 2014: Regie en loslaten |
Uitgeverij | Stichting Planologische Diskussiedagen |
Pagina's | 223 - 228 |
Volume | 223 |
ISBN van geprinte versie | 978-90-819217-1-8 |
Status | Published - 2014 |
Evenement | PlanDag 2014: Regie en loslaten - Zaandam, Netherlands Duur: 22 mei 2014 → 22 mei 2014 |
Publicatie series
Naam | |
---|---|
Nummer | 228 |
Conference
Conference | PlanDag 2014: Regie en loslaten |
---|---|
Land/Regio | Netherlands |
Stad | Zaandam |
Periode | 22/05/14 → 22/05/14 |
Keywords
- weginfrastructuur